Flashback

Ik heb ze wel vaker gehad, maar die ene keer – toch ook alweer ruim 25 jaar geleden – is mij, van alle ervaringen, het helderst bijgebleven.

1381

Het gebeurde op een dinsdagochtend, ergens rond de klok van half elf toen ik – als orderpikker van Neerlands grootste telecombedrijf – tussen de stellingen zwierf om de diverse afdelingen van hun maandelijkse kantoorbenodigdheden te voorzien. Denkend aan alles en hoofdzakelijk niets trok ik met kar en een stapel opdrachten langs schappen vol pennen, potloden, papier, scharen, nietjes, enveloppen, stiften in alle maten en kleuren, foldermateriaal, diverse huishoudelijke artikelen en toiletpapier. Kortom, je kon het zo gek niet bedenken of het lag er wel. Het was een buitengewoon grote hal, welke van daglicht werd voorzien door hooggeplaatste matglasramen, waar de koffie nog ouderwets met de hand werd gezet en het legendarische radioprogramma “Arbeidsvitaminen” de muzikale omlijsting verzorgde. Het was bijna koffietijd, het aroma kwam mij reeds tegemoet. Gene Pitney’s “Every Breath I Take” heeft net zijn eerste tonen laten weerklinken, als ik mij richting de schoonmaakartikelen begeef om een spons, zeem en twee potjes groene zeep te scoren en er, vanuit de bovengelegen kantine, iets geroepen wordt.

Starend in het, door stofdeeltjes gefilterde, tegenlicht, de geur van groene zeep en verse koffie… zoefffffff… ”Every Breath I Take”… zoefffff zoefffff… flashback… white screen… full color… weggerukt uit de werkelijkheid… sta ik van het één op het andere moment kortgebroekt in de huiskamer onzer ouderlijke woning midden jaren zestig en zie de werkelijkheid van vervlogen tijden haarscherp aan mij voorbij flitsen. Het bankstel, de tafel, de radio in de hoek, de hangende stofkappige schemerlamp (met trekkoordje) en de vitrage en sanseveria in de vensterbank. Ik sta er buiten en toch middenin, vlak naast de plek waar mijn moeder net met veel bloed, zweet en tranen een vlek uit de vloerbedekking heeft verwijderd en Buisman meer dan een huisvriend is geworden.

De geur van groene zeep is tijdloos, evenals die van de echte warme bakker en zelfgebakken appeltaart. In de tijd dat mijn moeder die nog bakte, woonden wij tegenover voormalige voetbalvelden, die – in afwachting van het uiteindelijke bestemmingsplan – gestaagd verwilderd waren tot een wáár paradijs voor een Nintendoloze jeugd, alwaar appelbomen, een enkele peer, bramenstruiken en bosbessen zich geheel te buiten konden gaan aan het groeiproces. Het ‘landje’ (een verscholen continent van de fantasie) vormde dagelijks het decor voor onverschrokken helden, alwaar Winnetou en Old Shatterhand het hele Wilde Westen overzagen en nauwlettend de verrichtingen van vijandige Commanche in de gaten hielden. En voerde Robin Hood (te midden van zijn vrijbuiters) een ware terreur uit met zijn zelf vervaardigde pijl en boog op alles wat maar bewoog en sloeg Zorro Batman spontaan en vol overgave op zijn platte bek, omdat Batman Zorro wilde zijn. In het midden prijkte ooit de boom der bomen. Een hoogbejaarde appel, die op gezette tijden tot gevechtsvliegtuig werd gebombardeerd, van waaruit vijandelijke doelen door zwaar bewapende paratroepen werden besprongen. Geen dag ging voorbij of er bungelde wel iemand tussen hemel en aarde, die vervolgens met een hartverscheurende smartenkreet blijk gaf van een allerminst geslaagde en volstrekt onvrijwillige buiklanding. Maar niet alleen tijdens het spelen, ook bij het oogsten van appels, peren, bramen en frambozen – die dan vervolgens door mijn moeder tot taart, stoof dan wel jam werden verwerkt – pleurde er altijd wel iemand spontaan uit een boom of raakte compleet verstrikt in het biologische prikkeldraad der bramenstruiken, omdat de grootsten nu eenmaal altijd op een nagenoeg onbereikbare plek schijnen te moeten hangen. Ik zie ze nog zo staan. Armpjes omhoog, hulpeloos om zich heen kijkend, met in de ene hand een emmertje en in de ander een tot kapmes gemetamorfoseerde stok, te midden van een haag waar de prins uit Doornroosje op voorhand al never nooit aan begonnen zou zijn. Edoch, de latere geur van versgebakken taart, kaneel en/of smaak van bramen- dan wel bosbessenjam deed het geleden leed volledig omslaan in het ultieme besef van geluk en volle tevredenheid.

Mijn moeder bakt geen taarten meer en het landje is voltooid verleden tijd. Opgeofferd aan de vooruitgang. Al wat rest zijn enkele foto’s en herinneringen, maar gelukkig worden er nog steeds appeltaarten gebakken, fiets ik dagelijks langs de warme bakker en is het die nostalgische geur van langer dan lang geleden, wat als een pad naar gisteren leidt.