Een herkenbaar probleem voor veel gezinnen: het avondeten. Nou ben ik zelf niet zo van het warme eten, maar het enige dagelijkse rustpuntje voor ons vieren is het moment dat we gezamenlijk avondeten, dus doe ik steeds weer mijn best er iets van te maken. En groenten moet. Al is het kiezen, kopen, koken en dan ook nog opeten nou eenmaal niet mijn favoriete bezigheid. Ik ben meer van de broodmaaltijd. Lekkere verse witte beboterde boterhammen met oude kaas, pistoletje brie, bolletje met paté, stokbroodje gezond, misschien een soepje erbij en een frisse salade; dat is nou eenmaal meer mijn ding. En dat doen we ook wel, in weekenden of op dagen wanneer er ’s avonds iets op het programma staat. Maar in principe genieten we doordeweeks gewoon van de warme maaltijd.
Toen mijn ouders trouwden – vertelde mijn moeder – was mijn vader van huis uit gewend dat de avondmaaltijd begon met soep, een flink hoofdgerecht en eindigde met een toetje. En dan het liefst iets lekker ouderwets als griesmeelpudding of rijstepap. In het begin volgde ze trouw zijn wensen, maar toen bij haar de emancipatie toesloeg, gooide ze haar spreekwoordelijke kont tegen de krib en toverde ze ook andere dingen op tafel. Dat mijn vader bij spaghetti, kip kerrie of lasagne weleens zijn neus optrok nam ze voor lief. De aardappels, vlees en groenten had zij wel weer gezien. Inmiddels, en dat mag ook wel na veertig jaar, is er een mooie combinatie bereikt van Hollandse pot en buitenlandse gerechten. Meestal zonder soep vooraf en zo nu en dan een toetje na.
“Waarom doe je niet weer eens witlof met ham en kaas?” “Omdat we dat maandag al gegeten hebben” “Of portemonneetjes met shoarma?” “Dat is meer voor in het weekend, toch?” “Pizza? Poffertjes? Pannenkoeken? Dat eten we echt noooooit!” “Heus wel, dat weet je best” “Pfff, jij doet altijd hetzelfde, jij bent saai!”
Ha, daar zul je achterkomen!
De volgende avond staan er drie pannen op een keurig gedekte tafel met servet en voor allemaal op de hoek van de placemat zo’n handig kuipje appelmoes. De kinderen komen binnen, wassen hun handen en zetten zich verveeld achter hun bord. “Nou, ik ben benieuwd wat mama vanavond weer eens voor lekkers heeft klaargemaakt!” probeert manlief de boel bij voorbaat al in een vrolijker daglicht te plaatsen. De deksels komen los en drie gezichten kijken verbaasd van de inhoud van de pannen naar mijn triomfantelijke gezicht.
’s Ochtends in de supermarkt had ik weer moedeloos bij de afdeling groenten de schappen staan te scannen. “Wat doe jij vanavond?” hoorde ik achter me. “Heb weer geen flauw idee buuf, jij?” “Nou, we gaan uit eten, dus vandaag hoef ik me daarover een keer geen zorgen te maken.” Ik kies intussen voor roerbakgroenten. Met kip en rijst. Bij het koelvak twijfel ik tussen de vele mogelijkheden die toetjes te bieden hebben. Aardbei-, vanille-, hopjes-, blanke, caramel- of chocoladevla, kuipjes met allerlei soorten mousses, kwark, yoghurt, kindertoetjes in vrolijke kleurtjes. En die laatsten brengen me op een briljant idee.
“Krijg nou wat…” is de eerste reactie. “Paarse rijst?” “Met blauwe kip, vet cool!!!” De laatste pan geeft de roerbakgroenten prijs: prachtige ‘electric orange’ gekleurde taugé, prei en kool.
De bordjes gaan schoon leeg. Er wordt niet meer gezeurd over het eten. De vraag die tegenwoordig gesteld wordt is: “welke kleur eten we vanavond, mam?” Het is even wennen; blauwe bloemkool of macaroni, maar het is wel weer gezellig aan tafel!